Een kort verhaal over de fopspeen
David is een gevaarlijke boekanier, de zandbak en de kleine boom zijn nu al weken zijn piratenschip. Pluto vergezelt hem, hij is een chef-kok of stuurman, naar behoefte.
Vandaag moet David hoog op de mast klimmen, want vijandige boten naderen. Natuurlijk kan Pluto niet met David mee, omdat hij geen kat is. "Ahoy" roept David van boven, en Pluto waggelt met zijn staart. Plotseling-bonk! -Davids voet glijdt van de kleine tak af, hij verliest zijn greep en landt in de zandbak. Au, dat doet pijn! Pluto is onmiddellijk ter plaatse en blaft luid. Mama komt naar buiten en kijkt naar de blauwe plek. "Het is niet zo erg", troost ze hem, "kom met mij mee, kleine piraten".
Ze behandelt de wond met een pleister en haalt een doosje met pastilles. “Hier, mijn kleine zeeduivel. Deze zijn gemaakt van planten die al bekend waren bij de piraten van weleer. Ze zijn misschien niet van de zee, maar het zijn Bachbloemen. En deze verzachters nemen de schrik zo snel van je af als er een frisse bries in je zeilen waait."
Ze probeert een traan van de wang van haar zoon af te vegen. "Mam!" zegt Max boos, "piraten huilen niet. Deze pastille-snoepjes zijn goed, maar nu moet ik voor mijn schip gaan zorgen. Zoals op, Pluto!”